4-5 augustus 1654 -›
Meer weten over de bekeringsreis van Christina van Zweden? Klik dan hier voor de Via Christina
Christina van Zweden (Loveren -› Antwerpen)
Uit: ‘Beschrijvinge van de parochie ende kerkcke van Baerle’ door Gerardus van Herdegom, pastoor van Baerle van 1644 tot 1675.
Extravagante celebrity houdt Europa in de ban
-› -› -› Toegegeven: ze heeft niet meer dan ongeveer eenderde van het Marikenpad afgelegd, van Loveren bij Baarle-Hertog naar Antwerpen. Maar die 47 kilometer maakte wel deel uit van een van de meest spraakmakende reizen door Europa ooit. In 1654/1655 verhuisde koningin Christina van Zweden op eigen initiatief voorgoed van het kille Scandinavië naar het zonnige Rome; van de strenge soberheid van de reformatie naar het uitbundige triomfalisme van de contra-reformatie; van een moeizaam leven als weinig geliefd vorstin naar een veelbesproken bestaan als ambteloze celebrity. Op 5 augustus 1654 stak ze bij Baarle Hertog de grens tussen die werelden letterlijk over.
Ze liet de protestantse Noordelijke Nederlanden achter zich, en betrad het katholieke gebied van de Spaanse Nederlanden. Gehuld in mannenkleren. Christina was met haar gevolg te gast bij Adriaen van G(h)ilse op kasteel Bruheze aan de Baarlese pleisterplaats Loveren. (En dus niet in herberg De Zwaan, zoals J. van den Broek in zijn Bijdragen tot de geschiedenis van Baerle in 1947 beweerde.)
Erg logisch lijkt het op het eerste gezicht niet dat het gezelschap uitgerekend in Loveren neerstreek. Het staat namelijk vast dat de laatste stad in de Noordelijke Nederlanden die Christina had aangedaan Breda was: vandaaruit is het naar Antwerpen een flink stuk omrijden als je eerst naar Baarle gaat.
De veronderstelling van de Baarlese heemkundige pater Loffeld (1973), o.a. geciteerd op Wikipedia, dat Christina’s adviseur Hugo de Groot Loveren als pleisterplaats kan hebben aanbevolen omdat hij er – volgens een mondelinge overlevering – zelf tijdens zijn vlucht zou hebben overnacht, is wel erg ver gezocht. In 1654 waren 33 jaar verstreken sinds de vlucht van De Groot, en was hij al negen jaar dood. Bovendien staat vrijwel vast dat de overnachting van De Groot in Loveren een fabeltje is.
Nader onderzoek brengt aan het licht dat er een veel aannemelijker verklaring is voor de omweg Breda-Baarle-Antwerpen die Christina maakte, die bovendien een interessant licht werpt op de rol die zij speelde in de toenmalige strijd tussen Rome en de reformatie. Die strijd was sinds de pas beklonken Vrede van Münster (1648) alleen maar aangescherpt, omdat het Vaticaan zich met alle concessies aan de protestantese gebieden aan de kant gezet voelde.
Kasteel Bruheze behoorde al sinds de 14e eeuw tot de uitgestrekte eigendommen van de Abdij van Thorn, en fungeerde min of meer als filiaal voor de regio tussen Hoogstraten en Breda: het ‘Hof’, het rechterlijk college dat bevoegd was inzake de talrijke abdijgoederen in de omtrek vergaderde hier. De abdij verpachtte het kasteel en ontleende daar tevens een ‘droit d’auberge’ aan. De gebruikers van Bruheze moesten aan de abdis en haar gevolg tot in lengte van dagen gastvrijheid verlenen als zij Loveren aandeed. Datzelfde recht genoten degenen die door haar waren gezonden.
In 1654 zwaaide Anna Salome van Manderscheid-Blankenheim, een telg uit een adellijk Luxemburgs geslacht, de scepter over de abdij, in die dagen een machtig bolwerk van het Heilige Roomse Rijk tegen het opdringende protestantisme.
Het is misschien nauwelijks toeval te noemen dat de privékapelaan ad interim van Christina, Charles-Alexander van Manderscheid, familie van deze abdis was. (Eigenlijk was hij kapelaan van de Spaanse ambassadeur in Zweden Antonio Pimentel.) Manderscheid behoorde tot een select groepje jezuïeten die de koningin terzijde stonden bij haar bekering tot het roomskatholicisme. Het kostte kapelaan Manderscheid hoogstwaarschijnlijk weinig moeite het ‘droit d’auberge’ voor zijn beroemde bekeerlinge in werking te stellen.
Van het vervolg van Christina’s reis naar Antwerpen zijn nog enkele details bekend.
Na haar ontvangst in Loveren reisde ze door naar Hoogstraten, waar ze volgens de annalen van Van Herdegom in ‘De Drij Swaenen’ – kennelijk een herberg – haar naam in een glas graveerde. Nadere bijzonderheden daarover vermeldt de historie niet.
Dezelfde avond nog arriveerde ze in Antwerpen. De internuntius van het Vaticaan in Brussel, mgr. Magnelli vermeldde in zijn weekbericht aan Rome, dat zij te voet, gehuld in mannenkleren en met een gevolg van slechts drie man arriveerde. Het lijkt erop dat ze de stad incognito wilde betreden, maar gezien de mededeling van Magnelli is haar aankomst niet onopgemerkt gebleven.
Ze zou in Antwerpen blijven tot haar feestelijke intrede in december in Brussel, waar ze zich – voorlopig nog in het geheim – zou bekeren tot het rooms-katholicisme.