Adriaan van der Willigen (Nijmegen -› Tilburg)
Van marcherende Oranjeklant tot rondreizende Patriot
-› -› -› De jonge Rotterdammer Adriaan van der Willigen trad in 1785 als cadet in dienst van Oranje. Er moest orde op zaken worden gesteld tegen de opstand van de Patriotten.
In het voorjaar van 1786 kreeg zijn bataljon de order om van Arnhem, waar hij was gelegerd, naar ‘s-Hertogenbosch op trekken. ‘Zeer ongaerne’, verliet Adriaan met zijn lotgenoten Arnhem, waar hij een liefje achterliet. Maar, zoals uit bovenaangehaald verslag blijkt, vergat hij zijn liefdesverdriet snel en genoot van de wandeling.
Na een verlof in Rotterdam reisde hij zijn bataljon na dat nu in Grave was gelegerd. Hij leerde de stad, de burgerij, de kroegen en de meisjes van Grave en omgeving snel kennen, en schreef erover in zijn dagboek. (Zijn vertellingen over het kroegleven van De Elft, even buiten Grave, staan op deze website vermeld bij Etappe 2 Grave – Heesch.)
Toch begon de dienst hem na enige tijd tegen te staan. Het gedrag van de prinsgezinde militairen, die bruut optraden tegen de bevolking begon hem te ergeren. Bovendien kreeg hij gaandeweg meer sympathie voor de vrijheidsdrang van de Patriotten.
Uiteindelijk ging hij daarom uit dienst om zich als ambteloos burger aanvankelijk in Oss en in 1792 in Tilburg te vestigen, dat in die tijd bekend stond om zijn tolerante klimaat ten opzichte van de Patriotten. Hij viel daar in goede aarde en werd in 1795 zelfs tot schepen en drossaard gekozen.
Van Tilburg uit maakte Van der Willigen talloze reizen, vooral door de Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik (het huidige België en Luxemburg). Het Marikenpad was daarbij voor hem meestal geen optie. Zocht hij zuidelijke oorden op, dan ging het gewoonlijk met de postkoets via Breda en Wuustwezel naar Antwerpen; dat was in de 18e eeuw de gangbare verbinding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden geworden.
Als een ware toerist kon hij echter een enkele keer de bekoring van de binnendoorroute niet weerstaan. In 1792 op de terugreis uit het zuiden via Antwerpen, kozen hij en zijn reisgenoot Benay nu eens voor de route over Hoogstraten, waarvoor zij dan wel een rijtuig huurden. Blijkbaar was er geen toereikende postkoetsverbinding.
Het jaar daarop maakte Van der Willigen een lange reis naar Duitsland via Maastricht. Terug kwam hij via Kleef en Nijmegen, en vandaaruit ging het naar Tilburg over de oude route, ons Marikenpad, die – anders dan het westelijk deel – ten oosten van Tilburg een druk bereisde en betrouwbare verbinding was gebleven en zou blijven.