Ca. 1467 -›
Mariken van Nieumeghen (Nijmegen -› Antwerpen)
Fictie en werkelijkheid
-› -› -› Eigenlijk hoort Mariken niet thuis in het rijtje ‘roemruchte reizigers’. Ze was immers maar een verzonnen personage in een mirakelspel. Toch noemen we haar hier, omdat het allemaal met haar begon. En misschien is het verhaal wel gebaseerd op waar gebeurde feiten. In de achtergrond komen in ieder geval historische gebeurtenissen voor.
Als het over Mariken gaat, praat men trouwens al gauw in termen die suggereren dat ze echt heeft bestaan. Zo staat in het boek ‘Levende Letteren’ van Piet Kaashoek en Theo Schouw een kaart van Noord-Brabant afgedrukt waarop de weg is getekend waarlangs Mariken en Moenen naar Antwerpen zouden zijn gereisd. ‘De route die Mariken volgde van Nijmegen over Den Bosch naar Antwerpen’, staat erbij. Alsof het een historisch feit is.
De kaart van ‘Levende Letteren’ vertoont, vergeleken met de wegenkaarten die uit de 16e eeuw bekend zijn, een weinig voor de hand liggende route. Mariken en Moenen zouden vanaf Grave niet via de oude heirbaan langs Heesch, maar via Nistelrode naar ‘s-Hertogenbosch zijn gegaan. En vanaf Oisterwijk lieten ze Tilburg volgens deze lezing rechts liggen en namen een route via Hilvarenbeek over Rovert en Poppel naar Baarle-Nassau. Vanaf Hoogstraten zouden ze via Brasschaat en niet via De Horst naar Antwerpen zijn gegaan.
Wat wordt hier nu precies mee bedoeld? Is dit de route die uit het verhaal valt af te leiden?
De tekst zelf geeft daarvoor toch te weinig aanknopingspunten. Er staan slechts vier verwijzingen naar de gevolgde route in:
1. Mariken en Moenen vertrekken uit Nijmegen.
2. Ze reizen volgens het vooropgezette plan via ‘s-Hertogenbosch (waar ze enkele dagen blijven).
3. Daags vóór de aankomst in Antwerpen gebruiken ze hun middagmaal in Hoogstraten.
4. Ze arriveren in Antwerpen.
Het verhaal geeft dus geen bijzonderheden over de route van Nijmegen naar ‘s-Hertogenbosch, van ‘s-Hertogenbosch naar Hoogstraten en van Hoogstraten naar Antwerpen.
Of hebben de samenstellers van ‘Levende Letteren’ historische redenen om juist voor deze route te kiezen? Anders gezegd: meenden zij dat dit eind vijftiende eeuw de gangbare route was?
De discussie die kort na de publicatie van het boek in 1990 over die vraag ontstond leidde tot een grondig historisch onderzoek naar de route en uiteindelijk tot het Marikenpad.
Navraag wees uit dat Kaashoek en Schouw het kaartje aan de neerlandicus Harrie Hermkens ontleenden. Hermkens zelf, die inmiddels een dagje ouder is, herinnert het zich na al die jaren niet precies meer. Wel weet hij dat hij ook zo’n routeschets maakte bij de komedie ‘Trijntje Cornelis’ van Constantijn Huygens, het literaire onderwerp waarin hij zich specialiseerde.
Het kaartje uit Levende Letteren moeten we hoe dan ook niet al te precies opvatten. Het was zeker niet meer dan een globale schets waaraan geen historisch-geografisch onderzoek ten grondslag ligt.
Hermkens beaamt dat de reconstructie van het Marikenpad over Heesch (dus niet Nistelrode) en Tilburg (dus niet Hilvarenbeek) waarschijnlijk correct is.
Op zich zou Hilvarenbeek met zijn oude Kempische wortels en zijn mooie dorpskom een fraai decor vormen voor het Marikenverhaal. Tot op de dag van vandaag worden er middeleeuwse wagenspelen opgevoerd.
Sommigen zijn daar misschien een beetje van gaan dromen. Zo schreef Gerald Moonen een aantal jaar geleden op een Nijmeegse forumpagina over Mariken en Moenen (de pagina is inmiddels verwijderd) dat hij denkt van de laatste af te stammen, omdat in de vijftiende eeuw zijn Hilvarenbeekse voorvader Seijmon Lauwereijns de bijnaam ‘Moen die Molder’ kreeg. Inderdaad heeft de historicus Leo Adriaenssen, die de geneaogie van de familienaam Moonen uitzocht, het onderzoeksverslag verluchtigd met een passage uit Mariken van Nieumeghen, waarin naar de herkomst van Moenen wordt gevraagd:
Deen gheselle:
Bi oerlove, waen sidi onder u beeden?
Moenen:
Vanden Bossche of uuter Meyerie.
Maar in het onderzoek zelf wordt nergens meer naar deze dichterlijke versiering verwezen. Historisch zou het ook niet in te passen zijn. De Hilvarenbeekse molenaar Seijmon Lauwereijns, in de volksmond Moen de Molder, werd geboren rond 1465 en had rond 1500 een molen en een gezin te onderhouden. Het begin van het verhaal van Mariken en Moenen speelt eveneens rond 1465, toen hij nog in de wieg lag.
Moen is gewoon een variant van zijn voornaam Seijmon. Interessant voor de genealogie is alleen dat die voornaam vervolgens als familienaam Moenen/Moonen is blijven voortleven.